Driehoekstraat, waar het nog 'n beetje zoals vroeger gaat

De overdracht van het bedrijf

 

Het doorgeven van het familiebedrijf wordt door velen gedefinieerd als ‘de acties en gebeurtenissen die leiden tot de overdracht van leiderschap van een familielid naar een ander familielid. De twee familieleden kunnen tot hetzelfde gezin of de uitgebreidere familie, maar niet tot dezelfde generatie behoren’ (Lambrecht & Lievens 2006: 19). Er worden zeven mogelijke gevaren aangedragen die kunnen ontstaan wanneer ondernemers blijven vasthouden aan een familiebedrijf (Lambrecht & Lievens 2006: 24-26):


1 - De overdrager ondermijnt zijn reputatie, als hij zich aan het bedrijf vasthecht.
2 - Opvolgers kunnen gefrustreerd raken. Zij kunnen hun energie en ideeën niet botvieren in het familiebedrijf en zullen gaan protesteren.
3 - Familiale opvolgers kunnen boos worden en zich vervreemden van de oudere generatie. Dat kan leiden tot ernstige breuken in de familiale relaties.
4 - De prestaties van het familiebedrijf kunnen verzwakken.
5 - Het familiale karakter van het bedrijf kan verloren gaan. De troeven van een familiebedrijf zoals interpreneurship, langetermijnvisie, wendbaarheid en levensengagement worden dan verspeeld.
6 - Ondernemers zadelen hun erfgenamen met een verschrikkelijke erfenis op wanneer er zich plotseling een noodsituatie voordoet, zoals onverwachts overlijden.
7 - De ondernemer gijzelt zijn gezin, als hij het bedrijf niet wil loslaten. Met name de partner van de ondernemer heeft vele offers gebracht voor het familiebedrijf, hiertoe kunnen tijdsoffers en geldoffers behoren. Wanneer de pensioengerechtigde leeftijd wordt benaderd, kan de levenspartner snakken naar een rustiger en zorgeloos leven met de echtgenoot. De ondernemer ontneemt zijn partner dat verlangen wanneer hij het bedrijf voorrang blijft geven.


Alle bovenstaande gevaren, geven genoeg reden om het familiebedrijf los te laten. Ook Cees van Wees geeft toe dat het moeilijk was om het bedrijf te verlaten. Wanneer je je leven hebt gewijd aan het bedrijf, dan maakt het bedrijf een groot deel uit van wie je bent. De literatuur erkent dit verschijnsel ook. ‘Passie leidt tot een intensieve identificatie. Die identificatie verklaart de toewijding, het opofferen van de eigen noden aan die van het bedrijf, het uitstellen van persoonlijke beloningen, het voelen van de pijn van het bedrijf waardoor tegenslagen met het bedrijf persoonlijke verwondingen zijn’ (Lambrecht 2006: 35). Overdreven identificatie met het bedrijf kan de vorm van een verslaving aannemen. Mensen zijn verslaafd aan een proces als ze dat niet kunnen opgeven.
Cees van Wees lijkt zich bewust te zijn geweest van dit risico. Hij heeft dan ook radicaal afstand van het bedrijf genomen. Dit was volgens hem de enige manier waarop hij in staat was om zijn levenswerk los te laten.


Volgens Lambrecht zijn er vier typen ondernemers te onderscheiden op de manier waarop ze hun bedrijf verlaten: monarchen, generaals, ambassadeurs en gouverneurs.
‘Monarchen dragen de kroon van leider van hun bedrijf tot aan hun dood. Zij bouwen als het ware een paleis zonder een uitgang voor henzelf’ (Lambrecht 2006: 30).


‘Generaals verlaten het bedrijf met grote tegenzin. Zij zitten op het vinkentouw om terug te keren naar het bedrijf en het te ‘redden’ van de ‘onbekwaamheid’ van de opvolger’ (Lambrecht & Lievens 2006: 32).


‘Ambassadeurs staan gewillig hun plaats af, maar blijven nog actief betrokken bij het bedrijf als adviseur. Ze willen assisteren en niet langer leiden. Ambassadeurs geven de opvolger advies wanneer die erom verzoekt. (...) Ze genieten nu van het leven waarin ze persoonlijke interesse nastreven. Hun zelfrespect is helemaal niet bedreigd en groeit zelfs, omdat het bedrijf hen zal overleven’ (Lambrecht & Lievens 2006: 33).


De laatste categorie wordt gevormd door gouverneurs. ‘Gouverneurs nemen voorgoed afscheid van het bedrijf. Voor de realisatie van hun droom blijven zij nog op hun honger zitten. Zoals de monarchen vereenzelvigen ze pensioen met een gebrek aan productieve activiteit en dus met de dood. Daarom starten ze na de overdracht een nieuwe carrière’ (Lambrecht & Lievens 2006: 33).


Cees van Wees valt naar onze mening het meest binnen de categorie ambassadeurs. Nu hij al enige tijd afstand heeft gedaan van zijn directeursfunctie, lijkt hij er vrede mee te hebben. Ondanks dat hij niets meer in het bedrijf doet, is hij er nog vaak te vinden. Op het dak van de stokerij houdt hij zijn duiven. Met de duivensport heeft hij een nieuwe invulling aan zijn leven gegeven. Hier is hij van ’s ochtends vroeg tot in de middag mee in de weer. In de tijd dat hij aan het roer van het bedrijf stond, had hij niet de tijd om zo intensief met duivensport bezig te zijn.
Op deze manier slijt hij zijn dagen in de Driehoekstraat, de omgeving waar hij zijn hele leven heeft doorgebracht. Ook onderhoudt hij op deze manier het contact met de werknemers van de stokerij, Frans en Marijke, mevrouw Otto, glazenwasser Hein en zijn hulp met de duiven, Os.


De manier waarop Cees van Wees invulling geeft aan zijn leven zonder het bedrijf is een soort gulden middenweg. Hij heeft zich radicaal teruggetrokken uit het bedrijf, maar heeft geen afstand gedaan van de plek waar hij zo veel van houdt.


Referentie

Lambrecht, J. & Lievens, J. (2006) ‘Het roer uit handen: Doorgeven van het familiebedrijf’, Tielt: Uitgeverij Lannoo NV

Terug