Ontkerkelijking

Eén van de belangrijkste sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen in het naoorlogse Nederland was ontkerkelijking. Met de term ontkerkelijking wordt bedoeld dat steeds minder mensen willen worden aangeduid als lid van een kerkgenootschap. Tot en met de jaren '50 noemde driekwart van de Nederlandse bevolking zich nog lid van een kerkgenootschap. In de loop van de jaren '60 begon dat te veranderen. De welvaart en het opleidingsniveau stegen, de verzorgingsstaat werd uitgebouwd en de televisie deed haar intrede in de huiskamer. Als gevolg hiervan begonnen mensen open te staan voor nieuwe ideeën. Dit luidde een periode van ontkerkelijking in. Er ontstonden moderne levensopvattingen die los stonden van of zelfs indruisten tegen die van de kerk. De kerk begon de grip op haar leden en daarmee ook haar grip op de maatschappij te verliezen. Nieuwe instituties namen de rol van de kerk over op een groot aantal maatschappelijke gebieden zoals de armenzorg en het verenigingsleven.

In 1958 rekende 77% van de bevolking zich tot een kerkgenootschap. Anno 1980 gold dit nog voor de helft en in 2012 voor nog maar 30% van de Nederlanders. Halverwege de jaren tachtig bezocht 17% van de bevolking elke week een kerk, inmiddels geldt dat nog maar voor 10%. Deze trend van ontkerkelijking liep parallel met de opkomst van het individualisme. Tegenwoordig is er -volgens de onderzoekers van het SCP - nog wel sprake van spiritueel zoekgedrag onder Nederlanders. Veel mensen hebben geen zin meer in 'het christelijke totaalpakket'. In plaats daarvan sprokkelt iedereen zijn eigen geloofspakket bij elkaar. Negen op de tien Nederlanders gelooft in 'zelfspiritualiteit', een overtuiging die stelt dat de zin van het leven ligt in de ontdekking van 'je ware ik, je authentieke zelf'. Religie wordt tegenwoordig meer gezien als persoonlijke spiritualiteit dan als kerkelijkheid. Hoewel de kerkelijkheid terugloopt, stijgt bijvoorbeeld wel het aantal mensen dat in wonderen gelooft van 31 % in 1991 naar 43% in 2004. Kortom, ontkerkelijking hoeft niet per se te betekenen dat het geloof verdwijnt, maar wel dat zij een andere, individualistischere vorm aanneemt.

Bronnen:

http://www.scp.nl/
http://www.levensloopbrabant.nl/
http://www.rkk.nl/
http://vorige.nrc.nl/

Herbestemming religieus erfgoed

Als gevolg van de ontkerkelijking zullen in de komende tien jaar minstens 1000 van de 4200 kerkgebouwen en ongeveer 120 kloosters die momenteel nog in gebruik zijn worden gesloten. Veel van deze kerkgebouwen en kloosters worden beschouwd als religieus erfgoed waardoor herbestemming een gevoelig onderwerp is. Onder religieus erfgoed vallen alle religieuze overblijfselen waarvan de samenleving niet wil dat ze verloren gaan. Religieus erfgoed beschikt dus niet altijd over een monumentale status. Om een herbestemming te vinden moet zowel de kerk als de samenleving instemming geven. Buiten de kerken ontstaan vaak wel nieuwe initiatieven voor herbestemming van het religieus erfgoed, maar de kerken zelf doen weinig moeite om te participeren in het herbestemmingsproces. Tevens voelt de overheid zich weinig verantwoordelijk voor de herbestemming van religieus erfgoed. Zij beroept zich op haar seculariteit, de politieke scheiding tussen kerk en staat.

Herbestemmingen die het kerkelijk gedachtegoed voortzetten hebben over het algemeen de voorkeur. Ze hebben dan een functie in de richting van zorg, cultuur, studie en maatschappelijke bijeenkomsten. De sloop van kerkgebouwen is onderhevig aan veel kritiek vanuit de samenleving. Men beschouwt kerkgebouwen namelijk nog steeds als een dierbare plek en een baken in de buurt. Helaas is hun locatie vaak ook economisch interessant voor ontwikkelaars; dit stelt kerkbesturen voor principiële keuzes over winstmaximalisatie bij de overdracht van kerkelijk vastgoed. Vaak wordt de sloop van een (voormalig) religieus gebouw verkozen boven het behoud ervan. Dit komt door het feit dat naast de principiële, veelal kerkelijke bezwaren, de kale grond - dus na sloop - gemiddeld acht maal zo veel waarde heeft zonder het religieuze gebouw. Ook zien geestelijken hun kerken liever gesloopt worden omdat ze deze als heilig beschouwen. Een herbestemming zonder religieus karakter wordt dan ongepast bevonden. Dit geldt overigens niet voor kloosters want deze hebben in eerste instantie een woonfunctie en daarna pas een religieuze functie. Herbestemming wordt dan door geestelijken wel verkozen boven slopen.

In Nederland zijn meerdere bekende voorbeelden te noemen van kerken die een niet-religieuze herbestemming hebben gekregen. Zo is in Amsterdam het poppodium Paradiso opgezet in de voormalige kerk van de Vrije Gemeente aan de Weteringsschans. De kerk werd in 1967 gekraakt door een groep hippies en sinds 1968 is het officieel eigendom geworden van de gemeentelijke stichting Vrijetijdscentra Amsterdam. Sindsdien hebben talloze internationaal bekende artiesten hier opgetreden.

Bronnen:

Jelsma, D. (2008) Hoe verder met de godshuizen in Nederland? Vitrivius.(5) pp.26-31
http://www.paradiso.nl/