Antipsychiatrie

De antipsychiatriebeweging vond zijn oorsprong vroeg in de jaren vijftig. In deze periode ontstond er vanuit de biologische psychiatrie sterke kritiek op de psychoanalytische psychiatrie. De kritieken groeide uit tot een beweging die deel werd van de in de jaren 60 ontstane ‘counterculture’ die rebelleerde tegen alle vormen van politieke, seksuele en raciale ongelijkheden in de wereld. De antipsychiatrie was daarmee een tegenreactie op het kapitalistische mensbeeld van haar tijd, tot op heden speelt dit nog steeds een grote rol binnen de beweging. De term antipsychiatrie werd officieel voor het eerst gebruikt in 1967 door de Zuid-Afrikaanse psychoanalyticus David Cooper toen de beweging reeds sterk in kracht was toegenomen (Rissmiller & Rismiller 2006: 1). Het gedachtegoed werd hoofdzakelijk uitgedragen door vier wetenschappers: Michel Foucault in Frankrijk, Ronald Laing in Groot Brittannië, Thomas Szasz in de Verenigde Staten en Franco Basaglia in Italië. Een belangrijk kernpunt van alle vier de denkers kwam tot uiting in Madness and Civilization: A History of Insanity in the Age of Reason van Foucault. Foucault schreef over de sociale context van mentale ziektes en merkte op dat :

(…) external economic and cultural interests have always defined [the social context of mental illness]. Beginning in the 17th century, madmen were confined and locked away, justified by the state's imperative of labor. The poor, criminals, and the insane were all isolated as a condemnation of anyone unwilling or unable to compete for gainful employment (Rissmiller & Rismiller, 2006: 2).

Naast de sociaal-politicologische kritieken maken ook medische kritieken deel uit van de stroming. Ten eerste betoogt de antipsychiatrie dat de specifieke definities van, of criteria voor honderden gangbare diagnoses of stoornissen vaag en willekeurig zijn en teveel ruimte laten voor meningen en interpretaties om te kunnen beantwoorden aan fundamentele wetenschappelijke standaarden. Ten tweede stelt de antipsychiatrie dat de gangbare psychiatrische behandelingen voor patiënten eerder schadelijk dan nuttig zijn (Rissmiller & Rissmiller 2006: 3). Aanhangers van de antipsychiatriebeweging zijn van mening dat de toegepaste categorieën van diagnoses in de psychiatrie de mens stigmatiseert en dat psychiaters te veel macht hebben over hun patiënten. Dit laatste komt tot uiting in het feit dat de geïnstitutionaliseerde omgeving door patiënten vaak wordt ervaren als vernederend en gedwongen.

De kracht van de antipsychiatriebeweging en haar ontwikkeling kan gezien worden als een golfbeweging. Ook vandaag de dag komen de standpunten van de beweging nog geregeld in de actualiteit. Als moderne uitdrager kan bijvoorbeeld Jan Foudraine genoemd worden met de boeken Wie is van hout…(1971) en Bunkerbouwers, ontmoetingen met afgeslotenen (1997).

 

Literatuur
Rissmiller, David J. & Rismiller Joshua H.(2006)’Evolution of the Antipsychiatry Movement Into Mental Health Consumerism’ Psychiatric Services 57 (6) pp 1-4